In de afgelopen anderhalve week is er veel ophef geweest over rhinopneumonie, anders bekend als het rhinovirus. Menige managehouder heeft slapeloze nachten gehad; dierenartsen zijn platgebeld en zelfs hoefsmeden zijn van terreinen, erven en maneges weggestuurd – zelfs in het midden van hun werk – omdat de eigenaar zich ineens bedenkt over het toelaten van mensen die contact met andere paarden hebben.

Een artikel deze week in de Dagblad de Limburger/Limburgs Dagblad gaf enige opheldering. Je zou je afvragen hoe – en waarom – een regionale krant gedegen informatie kan geven over een specifiek hippisch gezondheidsprobleem: ten eerste, het is natuurlijk een probleem dat speelt ook bij “gewone” paardenmensen, en niet alleen topsporters; ten tweede, het speelt zich af in het afzetgebied van de krant(en) en tot slot twee deskundigen zijn gevraagd om het probleem toe te lichten. Van deze twee experten is een de voormalige KNHS- en inmiddels FEI-dierenarts Ben Horsmans.

Horsmans heeft uitgelegd hoe “rhino” niet zomaar overdraagbaar is, maar vereist contact – en dan wel met de snot van een geïnfecteerd paard. Iemand zomaar wegsturen van je paarden nadat ie al tien minuten bezig is geweest heeft ook geen nut – als het virus overgedragen zal worden, is dat al gebeurd. Als men simpelweg oplet dat ie met schone kleding naar een manege gaat, en niet met de kleren waarmee hij bij andere paarden is geweest, is dat meer dan voldoende.

Er is geen echte reden tot paniek – alhoewel in mijn optiek is het wel goed dat we eens in de zoveel tijd wel wakkergeschud worden – vooral gezien dan “rhino” enige keren per jaar in Nederland geconstateerd wordt. Het is wel zo dat het virus meerdere vormen kent: verkoudheid, abortus en neurologisch; maar alleen de laatste is het meest gevaarlijke (toegegeven, de abortusvorm is gevaarlijk voor dragende merries en hun ongeboren veulens).